Gedachtenishoek

De kaars in de gedachtenishoek brandt wekelijks tijdens de eredienst.
Dat wil niet zeggen dat er elke week sprake is van een overlijden.
Veelmeer en vooral wil het onze verbondenheid uitdrukken met hen die ons voorgingen. De Bijbel spreekt over God die een God van levenden is.
Dat omvat hen die de grens van de dood voorbij zijn gegaan en ons die voor die grens leven.
Jezus wees daarbij op de ontmoeting tussen God en Mozes bij de brandende doornstruik. Daar zegt God tegen Mozes als hij vraagt wie God is: “Ik ben de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob”. Jezus zegt vervolgens: “Hij is geen God van doden, maar van levenden.” Voor God leven allen!
En wat te denken van het gedeelte uit de Hebreeënbrief dat volgt op de gelovigen die ons voorgingen: ‘Nu wij door zo’n menigte geloofsgetuigen omringd zijn…’ (Hebr. 12, 1). Ze zijn er dus. Ze omringen ons als toeschouwers die ons aanmoedigen vol te houden. In die verbondenheid ontsteken wij dus wekelijks de gedachteniskaars.
Handen hebben we om te delen en te helen.
Een mond om te troosten en een hart om te bidden.
Laten we dat doen voor en met elkaar.